Brussels Brazilian Jiu-Jitsu Academy, een tweede thuis voor Brusselse jeugd
Brazilian Jiujitsu vond zijn weg naar België in de jaren 90. Dieter Truyen was toen jeugdwerker in Brussel en zocht naar nieuwe manieren om met jongeren te werken. In een omgeving met weinig natuur en openbare ruimte is sport dan vaak de oplossing. De club die hij in 2000 oprichtte, groeide doorheen de jaren uit tot een tweede thuis voor veel Brusselse kinderen en jongeren.
Sport als middel
Waarom een sportclub oprichten als je eigenlijk jeugdwerker bent? “Je hebt altijd een middel nodig om met jongeren te werken”, stelt Dieter. “En in Brussel moet dat afgestemd zijn op de noden van een grootstad. Omdat ik vroeger zelf judo beoefende, had ik affiniteit met gevechtsport. En dus besloot ik dat als manier te gebruiken om jongeren te bereiken.”
Dieter koos er bewust voor om een eigen sportclub op te richten. “De heersende opvatting vanuit het beleid toen was nochtans dat je vooral moest toeleiden naar het reguliere circuit. Maar mijn idee was dat we de kinderen en jongeren uit onze Brusselse wijken een aanbod op hun maat moesten bieden. En dat kon enkel met een eigen club.”
Inspelen op lokale noden
Ouders zijn in Brussel altijd op zoek naar vrijetijdsactiviteiten voor hun kinderen. “De jeugd moet kunnen bewegen en de sportclub vervangt voor een stuk het gebrek aan natuur in de stad”, weet Dieter. “Onze jiu-jitsulessen hadden dus al snel een groot bereik en daardoor kon de werking zich verder ontwikkelen. Na een parcours van 25 jaar zijn we vandaag erkend als sociaal-sportieve praktijk.”
“We hebben een aanbod voor zeven verschillende leeftijdsgroepen, elk met een eigen aanpak. Belangrijk is ook dat we de eigen jongeren van de club opleiden tot lesgever. Het idee daarachter is dat we moeten vertrouwen in de jeugd om Brussel mee op te bouwen. Samen met dat vertrouwen geven we hen ook een vergoeding als ze voor de club werken. Zo verdienen ze iets en leren ze de nodige werkvaardigheden.”
Kansen geven
Op die manier evolueerde de club naar een sportonderneming. “Om een stabiele werking uit te bouwen moesten we professionaliseren”, geeft Dieter aan. “Tegelijkertijd was het een kans om lokale tewerkstelling te creëren. Ondertussen zijn er 16 medewerkers in dienst en hebben we een aanbod van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat en dat 7 dagen op 7. Ons team bestaat deels uit doelgroepmedewerkers aangevuld met sociale tewerkstelling.”
“Een van de andere uitgangspunten is dat we het onderwijs sterker willen maken. Vanuit die emancipatorische gedachte ontwikkelden we een specifiek aanbod in scholen. Zo verlagen we de drempel om deel te nemen. En dus werken we nu zowel tijdens als na de schooluren voor zowel kinderen, jongeren én volwassenen.”
Versnipperd beleid
De werking van BBJJA zit op het kruispunt van sport, jeugdwerk, onderwijs, opbouwwerk en tewerkstelling. Dat is voor Dieter de sleutel van het succes, maar ook meteen het probleem. “We merken elke dag dat er enorm veel vraag naar ons aanbod is. Onze werking groeit elk jaar met zo’n 25%. De overheidssteun zou dan gelijkmatig mee moeten groeien. Maar onze subsidies zitten versnipperd over de verschillende beleidsdomeinen. En dus moeten wij niet één subsidiedossier schrijven, maar wel tien. Daar komt nog bij dat we bepaalde toegekende subsidies moeten voorfinancieren omdat de eigenlijke uitbetaling maanden op zich laat wachten.”
Financiële uitdagingen
Dat zorgde in 2023 voor liquiditeitsproblemen bij de Brusselse sportclub. “Ook omdat we tijdens de coronaperiode in het rood zijn gegaan en geen financiële reserves hadden”, blikt Dieter terug. “Gelukkig konden we toen bij Hefboom terecht voor een overbruggingskrediet. Anders hadden we misschien de boeken moeten sluiten. We zijn dan ook heel blij dat zij ons door die moeilijke periode hebben geholpen.”
“Op dit moment gaat het financieel beter, maar de toestand blijft precair. Dat is jammer, zeker gezien de grote maatschappelijke noden in Brussel. We hebben de overheid nodig om onze werking verder te kunnen zetten. Maar we hebben ook behoefte aan een geïntegreerd beleid waarin onze inclusieve werking een vaste plek krijgt.”